
Carnaval is snoepen.
Speciale Vastenavondtraktaties uit Limburg waren en zijn MUZEN, soms ook mutzen en mutzenamandelen geheten. In Kerkrade worden ze nog steeds gemaakt en heten daar meestal “Mutschenmandeln”. Het lijkt een beetje op de kwarkballetjes die men in grote delen van Duitsland rond Kerstmis maakt. Misschien is dit gebak overgewaaid vanuit het Rijnland, waar de carnavalstraditie al wat langer bestaat. Het is een knapperig frituurgebak dat als vierkantje of amandelvormig uit een uitgerolde plak deeg gestoken wordt.
MUTSCHENMANDELN of MUZEN
Ingrediënten:
Ongeveer ruim 30 stuks
- 100 gram zachte boter
- 60 gram fijne suiker
- geraspte schil van 1 citroen ( onbehandeld)
- wat zout
- 2 eieren
- 1-2 eetlepels rum
- 100 gram maïzena
- 250 gram bloem
- 1 theelepel bakpoeder
- 30 gram gemalen amandelen (optioneel)
- olie of reuzel om te bakken
- Poedersuiker
Bereidingswijze:
Als de boter niet zacht genoeg is, smelt dan de boter zachtjes op een laag vuur. Haal het als het nog niet helemaal is gesmolten van het vuur. Klop de boter met de suiker, citroenschil, zout en eieren tot een luchtig geheel. Voeg de rum toe. Zeef de maïzena, de bloem en het bakpoeder door dit mengsel. Men kan nu ook de gemalen amandelen toevoegen. Kneed het tot een glad deeg en laat 20 minuten afgedekt staan. Rol het deeg op een met bloem bestoven werkvlak uit tot een plak van ongeveer 1 cm dik. Snij het in de gewenste grootte ( soort driehoek) en vorm er dan een soort nootje van. Verhit de olie tot ongeveer 170 ºC en leg hier de deegstukjes in. Niet te veel deegstukjes in de olie doen. Bak ze aan beide kanten goudbruin en laat ze uitlekken op keukenpapier. Bestrooi ze met poedersuiker.
Maar in Maastricht doen ze het weer anders. Deze stad was vroeger erg Frans gericht en op een bepaalde manier zijn ze dat in Maastricht nog steeds. Daar eet men met carnaval Boules de Berlin ( Berlijner bollen). Trouwens in België heten ze meestal ook zo.
BOULES DE BERLIN
- ½ kilo tarwebloem
- 35 gram gist
- 1½ deciliter melk
- 50 gram suiker
- 2 eierdooiers
- zout
- 2 eetlepels rum
- bloem om te bestrooien
- aardbeien- of abrikozenjam
- 50 gram fijne suiker
- 20 gram kaneel
Zeef de bloem in een kom en maak in het midden een kuil. Los de gist op in een lauwwarme melk en giet dit mengsel in de kuil. Voeg de suiker, de eierdooiers, zout en rum toe en kneed alles tot een soepel deeg dat niet meer aan de handen of de kom plakt. Rek het deeg tussentijds eens uit en sla het op het werkvlak. Laat het deeg op een warme en vochtige plaats ruim een uur rijzen. Rol dan het deeg op een met bloem bestrooid werkvlak uit tot een lap van 5 cm dik. Steek er rondjes uit met een doorsnee van ongeveer 5 cm. Druk in de helft van de rondjes een kuil en leg daarin wat jam. Maak de randen nat met wat water en druk er nog een rondje op. Druk de randen zeer goed aan. Neem een bakplaat met bakpapier. Leg hierop de bollen, maar wel een stukje van elkaar af.
Dek de bollen af met een keukendoek .Laat ze nog ongeveer 15 minuten rijzen.
Bak de bollen liefst in een brede frituur in olie van 170 °C. Leg niet te veel bollen tegelijkertijd in de frituur want nu rijzen ze nog stevig. Keer de bollen als ze ongeveer 3 minuten gebakken hebben om en bak ze dan nog eens 3 minuten. Laat de bollen op keukenpapier uitlekken en bestrooi ze met een mengsel van suiker en kaneel.