Vroeger kweekte men ook vaak soorten snijbonen, die men als men ze niet oogstte kon laten doorgroeien en dan in de schuur te drogen kon hangen. En dan gedroogd in jutezakken werden bewaard. Dit leverde droge grote witte bonen op.
In de streek van Deventer en Zutphen noemde men deze witte bonen dikke jennen.
Ook pronkbonen konden zo gebruikt worden, ze lijken op snijbonen maar hebben meer smaak.
Een mooi ouderwets ras pronkbonen met witte bonen is “boerentenen”. Trouwens vers, gegeten als snijbonen is deze vrucht erg lekker. Plant ze in je tuin, ze groeien snel hoog op, bloeien prachtig en leveren veel bonen.
Grof snijden is net zoals bij snijbonen eigenlijk lekkerder dan de traditionele scheermesjes. En daar maakte men natuurlijk ook soep van.
DIKKE JENNENSOEP
Ingrediënten:
350 gram jennen of witte bonen
1 flinke schenkel of 500 gram ribbetjes
1 grote prei
1 bosje bladselderij
150 gram ronde rijst
1 rookworst
peper & zout
Bereidingswijze
Zet de bonen 12 uur in water in de week.
Breng ze daarna in het weekvocht samen met de schenkel of de ribbetjes aan de kook. Laat alles sudderen totdat het vlees bijna gaar is, maar nog aan het bot vast zit. Dit duurt minstens 1 uur, maar waarschijnlijk veel langer op een laag vuur ( een petroleumstel werkt goed).
Maak intussen de prei en de selderij schoon en snij de prei in ringen. Was de prei goed , want er zit altijd zand in de stelen van prei waar het groen overgaat naar het wit. Hak de selderij klein. Voeg de prei,selderij samen met de rijst en rookworst toe.
Laat de soep boven een laag vuur nog een 1/2 uur koken
Neem de schenkel of ribbetjes uit de pan en snij
het vlees van het bot. Haal ook de rookworst uit de soep.
Snij het vlees klein & de worst in stukjes. Voeg het vlees weer toe aan de soep.
Breng dan op smaak met zout en peper.